Wannebe-Leonardo
Weelderige lokken, daar droomde ik van. Zo van die prachtige blonde die tot ver over mijn schouders reikten en met hun krullen en golven mijn borst versierden. Ik zou ze met fierheid in een dot of een vlecht of een staart bovenop mijn hoofd dragen, die blonde pracht. Ik weet het, ik weet het, een vreemde wens voor een man die zijn hele leven vrijwillig kaal is geweest, mijn vrouw zegt dat ze blij is dat mijn midlifecrisis zich beperkt tot de wens om mijn haar te laten groeien. Het nieuwe jaar kwam eraan en ik startte aan mijn goede voornemen. Al na twee weken had ik stekels. Wat was ik gelukkig! En na een maand en half waren er minilokken. Toch was ik teleurgesteld. Het jommekesblond uit mijn jeugd bleek verdreven door de ouderdom, maar mijn vrouw sprak me moed in. Salt and pepperwas het nieuwe sexy, dus ik wachtte ongeduldig af. Toen mijn lokken tot aan mijn oorlellen reikten en ik eruit zag als Leonardo Di Caprio uit de jaren negentig, stagneerde de groei. Meer nog, hoe hard ik ook spaarde, het leek niet meer te groeien. Integendeel! Ik had de indruk dat sommige plukken langzaam krompen. En hoe vaak ik ook naar de kapper ging, er was geen model in te krijgen. De lengten van mijn lokken veranderden met de dag waardoor mijn haren alle kanten uit stonden. Ik begreep er niets van!
“Het lijkt wel alsof er iemand hapjes van je haar neemt!” grapte mijn vrouw.
Ik lachte het zuur weg en zette door. Ik ging langs de apotheker voor speciale vitaminen en de huisarts schreef een prijzige lotion voor. ‘s Nachts droomde ik van mijn salt and pepper-pracht. Als ik maar voldoende doorzettingsvermogen had…
Maanden verstreken, maar mijn lokken reikten nog steeds niet verder dan mijn kin. Tijd om ermee in te zitten had ik niet, want mijn vrouw schreeuwde moord en brand. De gezondheid van haar geliefde Chanelleke, onze vijftienjarige chihuahua, ging sterk achteruit. Het dier had al geruime tijd buikpijnklachten en verteringsproblemen. Aangezien het beest elke nacht in ons bed vertoefde, had ook ik last van het gekreun en het gehijg. Zo kwam het dat ik op een vrijdagnacht bij de dierenarts van wacht stond.
Aan het gezicht van de dierenarts te zien was de zaak serieus. “Meneer, mevrouw, het lijkt erop dat uw hond last heeft van haarballen. Zou het kunnen dat hij zich tegoed doet aan iets wat niet mag?”
Ik keek naar mijn vrouw. We haalden beiden onze schouders op.
“Laat die haarbal eens zien,” vroeg mijn wederhelft beslist.
De dierenarts verdween en kwam even later terug met een doorzichtig potje met een rood deksel. Bedekt met een dikke laag maagslijm herkende ik mijn geduld.
Nog diezelfde nacht haalde mijn vrouw het scheermes opnieuw boven. Liever Chanelleke in bed dan een wannabe-Leonardo.
We gingen aan de slag met goede voornemens en redenen dat deze niet slagen. We maakten de gekste combinaties.
Kan jij raden wat mijn goed voornemen en de reden waarom het niet lukte was?
“’t Leven, meiske, da gooit dingen in uwe schoot.” Haar stem kraakt terwijl ze praat.
Ik los de medicatie op en trek ze in een spuit. Dan draai ik me naar haar om. “Wa bedoelt ge, Jeanne?”
Haar ogen priemen boven haar gouden brilmontuur. “Ge moet het nemen gelijk het komt.”
Ik knik begrijpend. “Dat uwe Roger nu pas gestorven is, zal wel moeilijk zijn.”
Ze fronst haar wenkbrauwen en wuift mijn woorden met haar hand weg.
“Ma nee, ‘t was zijne tijd.”
Ik knijp met duim en wijsvinger haar vel bij elkaar. “Prikje.” waarschuw ik voor ik de naald door haar huid duw. “Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?”
Ze zucht. Daar is die scherpe blik met gouden rand weer. “Op de kermis.”
Ik speur naar nostalgie, maar vind het niet. “Aaah, en wist ge dan meteen dat ge met hem zou trouwen?”
Ze tuit haar lippen, lijkt in te schatten hoeveel informatie ik verdien. Ik ontsmet ondertussen de wonde aan haar onderbeen.
Uiteindelijk spreekt ze: “Nee, da was geen keus.”
Ik draai me om, vis een steriel kompres uit mijn verpleegzak die op de grond staat. “Alléé Jeanne, geen keus? Mocht gij nie kiezen met wie ge trouwde?”
“Ja Saar, ge weet wel. Het was van te moeten.” Hoewel we ons alleen in haar rijwoning bevinden, daalt haar volume.
“Ge waart zwanger?”, durf ik vragen.
Ze haalt haar schouders op. “Mijn vriendin Cécile had gezegd dat ge van ene keer rampetampen gene prijs haalde. Zij had da zo vaak gedaan.” Jeanne haalde haar schouders op. “Ik was achttien en wist niet beter.”
Ik knikte, zocht ondertussen de andere benodigdheden voor het afdekken van de wonde. “En in dieje tijd had ge dan geen keus.” Ik pauzeer, denk na over mijn volgende vraag, aarzel, stel hem toch. “Waren jullie verliefd?”
Ze zucht, schudt dan langzaam nee. “Verliefd zijn, wa is da?”
Terwijl ik met het kompres de wonde afplak, denk ik terug aan de man die ik hier tot een week geleden ook verzorgde. Ik had er in al die jaren dat ik hier kwam, nooit iets van gemerkt. Onwillekeurig kijk ik naar de grote foto met de brandende kaars ervoor. Roger lacht geforceerd, maar zijn ogen stralen. Een zacht kneepje in mijn onderarm haalt me uit mijn mijmeringen. “’t is nie omda ik geen vlinders voelde, da ik ongelukkig was, hé kind.” Dan verzacht haar blik. “Als het wel een keus was geweest, had ik het ook met hem gedaan.”
De opdracht kwam van Marlies. Ze had hem gebaseerd op de film Past Lives. We schreven dus over het maken van keuzes.
Het was een opdracht met twee stappen:
1. Wat was de relatie van de twee personages in het begin en welke actie/keuze trekt hen uit elkaar?
2. Ze komen elkaar opnieuw tegen. Wat doen ze nu?
Moeilijk, maar ook boeiend! Het leverde verschillende prachtige teksten op.
Marlies en ik verzonnen samen een opdracht. Ik nam de emotiebox mee. Een doos met tachtig kaarten met op de voorkant prachtige kleuren en vormen. Op de achterkant staan emoties en wordt in een korte tekst uitgelegd wat deze emotie inhoudt en hoe de naam voor de emotie ontstond. De bedoeling van de opdracht was dat je op basis van de kleuren en vormen op de voorkant van de kaart er eentje uitkoos. Je zou dan schrijven over de emotie die aan de achterkant staat. Marlies bracht aanvullend allerlei postkaarten mee om ons door te laten inspireren samen met het gevoel dat we trokken.
Van de postkaart die Marlies me gaf, raakte ik niet echt geïnspireerd. De kaart uit de emotiebox prikkelde me wel! Ik koos eentje met rustige kleuren met mooie overgangen. De emotie die erbij hoorde was 'L'appel du vide' of 'de lokroep van de leegte'. Dat heeft wat uitleg nodig: ken je dat gevoel dat je plots wilt springen wanneer je langs een afgrond loopt? Of dat als er een trein voorbij rijdt, je je er plots voor wilt werpen? En dat zonder dat je je slecht voelt of jezelf pijn wilt doen? Het is gewoon zo'n plotse drang die je niet kan verklaren. Daar gaat het over! Geen gemakkelijke emotie, maar ik schreef er een kortverhaal over:
Langzaam slenter ik over het perron en bekijk ik de mensen terwijl zachte pianoklanken via mijn koptelefoon mijn oren beroeren. Een oud koppel, in stilte naast elkaar zittend op de grijze metalen bank. Iets verder een jonge liefde, bevangen door geplaag en spannende kussen. De man in het pak met zijn krant. Twee kleuters, verkleed voor carnaval, rennen al spelend het perron op. De Disneyprinses en dinosaurus worden gevolgd door hun mama die luid 'pas op' roept, wanneer haar kroost bijna tegen me op botst. Ik glimlach en sluit mijn ogen. De zachte lentezon verwarmt mijn wangen, toch ben ik blij om mijn sjaal. Ik nip van de kartonnen koffiebeker in mijn hand: veel schuim, veel suiker. Precies zoals ik hem graag heb.
De NMBS-computer stem kondigt de trein aan doorheen de pianotonen. Wanneer ik mijn ogen open, zijn alle hoofden in dezelfde richting gedraaid. In de verte zie ik hem aankomen. De locomotief nadert met de seconde. In mijn hoofd tel ik af... 10... 9... 8... Mijn spieren spannen zich op. 7... 6... In mijn hoofd groeien gedachten. 5... 4... 3... 'Spring! Spring dan! NU!'
Ik blijf stokstijf staan tot de vlaag door mijn haren en de piepende remmen verraden dat ik het moment gemist heb. Teleurgesteld ben ik niet. Onlogische impulsen brengen mij niet van de wijs.


Als Kerstcadeau kreeg ik The Writers Toolbox (zeer goede keuze van mijn Secret Santa, dus dikke merci!). Dit is een doos vol met creatieve spelletjes om je schrijversbrein te prikkelen.
We besloten te werken met de stokjes met zinnen op. Ieder van ons trok een beginzin. We zetten een timer van tien minuten en START! Wanneer de timer af ging trokken we uit een andere hoop stokjes een "middenzin" en gingen we opnieuw tien minuten aan de slag. Eindigen deden we met een eindzin uit de laatste hoop stokjes.
In mijn opdracht maakte ik alleen gebruik van de eerste zin en de "middenzin". Zie hieronder het resultaat!
Na twee maanden besloot ik werk te zoeken als stripper. Rekken vullen in de lokale supermarkt bleek absoluut niks voor mij. Als ik de aftastende blikken en vettige opmerkingen van winkelmanager Bert moest verdragen, dan niet voor een hongerloon! Tegen mijn ouders vertelde ik dat ik promotie had gemaakt. In plaats van overdag de rekken te vullen, vertrouwde het management me voldoende om het ’s avonds en tot in de vroege uurtjes te doen. Waarom zou dochterlief tegen hen liegen? Mijn outfits en make-up verstopte ik in mijn auto. Ik reed naar een kleine, meestal verlaten parking in de buurt en kleedde me daar achter enkele hoge struiken om. De ene keer droeg ik een zwart-wit outfit met hoge witte kousen, de andere keer koos de klant voor een strak politie-uniform met een kort shortje en handboeien met pluche. Ik danste de sterren uit de hemel, herinnerde me elke choreografie die ik als twaalfjarige leerde, voegde er wat extra heupwerk aan toe. Vanavond was het anders. Het was de eerste keer in mijn stripper carrière dat een klant koos voor het huisvrouwpakket. Met roffelende hartslag en trillende vingers duwde ik de drukknopen van de ouderwetse bloemetjesschort dicht. Mijn haar draaide ik in een keurige knot op de achterkant van mijn hoofd. Ik koos voor mijn felrode lipstick, misschien wat te voor bij de tuttige outfit, maar ik moest me op één of andere manier sexy voelen om dit jobke tot een goed einde te kunnen brengen. Tot slot wurmde ik mijn voeten in de aansluitende leren instekers en greep ik de regenboogkleurige plumeau die me zou vergezellen op deze opdracht. Ik stapte uit mijn auto en haastte me de straat over in de richting van de villa waar ik verwacht werd. Achter één van de grote ramen op de benedenverdieping, vermoedelijk de woonkamer, brandde een flauw licht. Was ik wel juist? Er speelde nergens muziek en er klonk geen mannengeschater of zattemansklap. Ik ademde diep in en uit en duwde op de bel. Binnen hoorde ik gestommel. Even later opende de deur en begroette een kalende, zeventigjarige man me. Op zijn neus balanceerde een bril met beduimelde glazen die van mijn opa had kunnen zijn. Hij droeg een versleten herenpyjama met rode en witte strepen. Rond zijn kruis merkte ik een vergeelde vlek op. Ik slikte.
“Goedenavond meneer, ik vrees dat het om een vergissing gaat.” Dit was sowieso geboekt door iemand die zichzelf heel grappig vond, dacht ik. Gelukkig moesten klanten bij de boeking een voorschot betalen.
“Hoezo?” Zijn blik gleed over mijn lichaam. Zijn wenkbrauwen schoten de hoogte in.
Ik stopte de plumeau weg achter mijn rug en glimlachte. “Ik denk niet dat u een stripper besteld heeft, meneer.” Het klonk onzeker.
“Mijn vader zei altijd:” Hij schraapte zijn keel, vervormde zijn stem en stak zijn wijsvinger vermanend in de lucht. “‘Als ge geen kansen neemt in het leven, zijt ge zo goed als dood.’”
Ik staarde hem niet begrijpend aan.
Hij grinnikte. “Ge ziet er prachtig uit, juffrouw.” Hij likte zijn lippen waardoor ik een glimp opving van enkele vergeelde tanden. Toen zette hij een stap opzij. “Loop maar door naar de woonkamer, daar rechts. Ik heb mijne gemakkelijke stoel al klaargezet.”
Ik stapte over de drempel, liet de vieze oude mannen geur die in de woning hing me overspoelen. Plots voelde ik een hand op mijn schouder.
“Oh, juffrouw. Nog één gunst. Zou u van outfit willen wisselen?”
De man reikte me een versleten, veelkleurige, soortgelijke schort die ik droeg aan. Plots veranderde zijn houding in die van een kleine jongen met een blik die in de grond boorde en wriemelende vingers. Amper hoorbaar verklaarde hij: “Deze was van mijn Antoinette. Ze… ze is niet meer.”
Een zacht herfstzonnetje scheen door de wolken heen en verwarmde mijn gezicht. “Heb je het warm genoeg zo, ma?”, vroeg mijn jongste dochter bezorgd. Ze stopte met het duwen van mijn rolstoel en trok het dekentje dat over mijn benen lag recht. Ik knikte. Bram liep voor ons uit. Het was door hem dat we hier waren. Enkele maanden geleden was hij me komen vragen of hij een podcast over mijn verhaal mocht maken. Ik had meteen begrepen waarop hij doelde, ook al wist ik niet wat een podcast was. Hij was intussen voor een bepaalde zerk blijven stilstaan en wachtte geduldig tot wij er ook waren. Met elke stap die mijn dochter zette, trok mijn maag meer samen. Hij knielde pas toen ik knikte dat het oké was. Met zijn hand veegde hij de oranjebruine bladeren van de rechterbenedenhoek van de zerk.
Elisabeth Vanranst
° 17 mei 1922 - † 11 juni 1922
Wie had ooit gedacht dat ik op 102-jarige leeftijd aan mijn eigen graf zou staan?
In de eerste aflevering vertelde ik over het gezin waar ik als jongste telg in opgroeide, de warme thuis die ik kende, maar ook over mijn gevoel er nooit écht bij te horen. Mijn stem was beginnen haperen toen ik sprak over het sterfbed van mijn moeder, het moment dat ze me bij zich riep, de anderen wegstuurde en het geheim opbiechtte.
Meneer pastoor had mijn ouders na de plotse dood van hun jongste pasgeborene gevraagd of er toch geen plaats was voor eentje extra. Een klein meisje dat geboren was uit lust met een moeder die niet voor haar kon zorgen volgens de letter van het Christelijk Geloof. Meer informatie hadden ze niet gekregen.
Mijn kleinzoon spaarde kosten noch moeite, dook in archieven en spitte tot hij vond. De volgende afleveringen had ik met ingehouden adem, kloppend hart en rollende tranen aanhoord. Langzaam ontrafelde zich de waarheid.
Bram schraapte zijn keel. “Je biologische moeder wou bij jou begraven worden, dat vertelde haar kleindochter voor de aflevering die je nog niet gehoord hebt.” Hij knielde opnieuw, veegde de rest van de zerk schoon.
Juliette Vanranst
° 24 september 1906 - † 15 januari 1997
Ik slikte in een poging de krop in mijn keel weg te slikken. Op de foto naast de naam stond een statige dame met scherpe kin maar warme lach. Zelfs ik herkende mijn eigen gelaat.
Mijn biologische moeder raakte op haar zestiende zwanger van de boerenknecht. Haar ouders stuurden haar naar de kloosterzusters tot aan de bevalling. Ze heeft me drie weken graag mogen zien, daarna kreeg ze het nieuws dat ik overleden was in mijn slaap.
Ik ademde beverig uit. “Wat zei ze nog meer?”
“Ze vertelde over jouw moeder, over wie ze was, over wat ze wist van de jeugd van haar moeder, tantes en nonkel. Dat zijn dus jouw halfzussen en -broer.”
Ik knikte. Bram had me al verteld over het gezin waar ik normaal in opgegroeid zou zijn.
“Jouw moeder heeft jouw bestaan nooit ontkend en is steeds blijven rouwen om haar oudste dochter.”
Ik keek naar de zerk, naar haar naam en foto, liet toen mijn blik naar de rechterbenedenhoek dwalen. Tranen vertroebelden de letters.
“Elisabeth Vanranst” fluisterde ik.
Dit leven had het mijne kunnen zijn.
De FNWP viert zijn verjaardag. Dat is altijd een speciale dag! Ter ere daarvan schreven we teksten aan de hand van opdrachten van Gonda. Ik liet me inspireren door 'Je bent op een kerkhof en vind een oude grafsteen met jouw naam erop. Deze persoon stierf 100 jaar geleden. Wie was het?' en de podcast Kinderen Van De Kerk.
Vele aanwezigen willen hun tekst delen in een ISSUU, dat is een online tijdschrift. Klik op de knop en je kan ook de anderen hun teksten lezen.

FNWP-lid Isabelle nodigde ons voor een zomersessie uit bij haar thuis. Zij voorzag een spannende schrijfopdracht gebaseerd op het gezelschapsspel Black Stories. We kozen een kaart en mochten alleen het raadsel op de voorkant lezen. Hierdoor lieten we ons inspireren.
Dit stond er op mijn kaartje:
"Omdat een blinde zonder problemen door de puinhoop liep, bleef een vrouw in leven."
“Kom.” Zijn stem verzacht mijn paniek.
“Waar ben je?!” Schreeuw ik. Mijn handen graaien door dikke grijze rook. Ik kan ze niet zien. Mijn longen vullen zich met de dikke substantie, hoest ze weer uit.
“Hier.” Opnieuw die stem. Handen op mijn onderbeen. “Buk. Rook minder dik.” Een hoestbui. “Meer adem.”
Ik laat me op handen en knieën zakken, kuch ongecontroleerd. Daar ontwaar ik zijn silhouet tegenover een fel oranje gloed. De hitte van de vlammen verschroeit me. Tranen stromen over mijn wangen.
“Gewond?” vraagt hij.
“Nee.” Ik schud mijn hoofd ook al kan hij het niet zien.
“Kan je kruipen?” Opluchting in zijn stem.
“Ja,” Hijg ik.
Hij zoekt mijn schouder, vindt mijn hand, duwt er een stuk touw in. “Hou goed vast. Ik eerst.” Zijn stem raspt, hij hoest. “Kom.” Hij draait zich om, vervolgt zijn weg.
Ik voel het touw strak trekken en volg. Om ons heen knetteren vlammen, zwelt een oorverdovende ruis, klinkt er ritmisch getik. Mijn knieën schreien. Plots houdt hij halt. Ik kruip dicht tegen hem aan, spits mijn oren. In de rook ontwaar ik een silhouet. Nu pas hoor ik de jammerkreten. Een soortgelijk gesprek ontspint. De jongeman kalmeert, hurkt neer. Ik geef hem het einde van het touw. In stilte vervolgen we de weg, doorheen knetteren, ritmisch tikken, ruis en ons kuchen door. Het touw snijdt mijn handpalm, toch laat ik niet los. Plots weerklinken in de verte sirenes. De man van de stem houdt halt. Verderop kleurt de rook ritmisch blauw. Mijn hartslag versnelt. Onze leider verandert van koers, leidt ons in de richting van de blauwe flikkering en het terugkerende geluid. Het geknetter wordt minder, ook de ruis verstilt. Alleen de ritmische tik en onze hoestbuien volgen. Ik kan nu ongeveer een halve meter voor me zien.
Wanneer de sirenes stoppen, verstart onze leider. Ik voel twijfel. Is hij moe, ziek, gewond? Ik kruip naar voren, zoek zijn schouder.
“Naar voren, kom.” Ik neem de leiding over. Na enkele tientallen meters is de meeste rook verdwenen. Ik sta recht, help de twee mannen overeind. Onze leider klampt zich aan me vast. Ik laat niet los. We strompelen verder in de richting van het blauw.
Pas wanneer een brandweerman ons met een grote zaklamp beschijnt zie ik de man die mijn leven redde. De man met de zachte stem, het vriendelijke gezicht, de lege ogen en de witte stok.
Eind september mama worden zorgde ervoor dat ik enkele FNWP bijeenkomsten oversloeg. Mijn dochter had mij immers nodig. In december maakte ik tijd voor mezelf en sloot ik aan. Lyne bezorgde de groep een selectie inspirerende postkaarten. De opdracht was simpel: kies er eentje en laat je pen je meevoeren. Het werd een kort stukje.
Met gesloten ogen beweeg ik ritmisch heen en weer. Zachte kraakjes en metalen zuchten vergezellen de duizenden stemmen die van onderen naar boven zweven. Als ik me focus, hoor ik kinderkreetjes en schaterlachen. Een bries speelt met de losgekomen haren uit mijn dot. Ik voel hoe ze mijn gezicht strelen. Langzaam open ik mijn ogen, doorwandel ik mijn stad met haar kronkelstraten, kerktorens en marktpleinen. Ik herbeleef herinneringen op de plekken die ik van hierboven in gedachten bezoek. Een eerste kus in die steeg, de job van mijn leven in dat gebouw, een vroegere thuis onder dat kleine rode dak. Een glimlach breekt door op mijn lippen. Wat heb ik veel geluk gekend.

Woordbloesem
We gebruiken cookies om websiteverkeer te analyseren en de ervaring op je website te optimaliseren. Als je het gebruik van cookies accepteert, worden je gegevens gecombineerd met de gegevens van alle andere gebruikers.